Search

Preken

Onderwerp 10: Openbaring (commentaren over Openbaring)

[Hoofdstuk 8-1] De bazuinen die de zeven Plagen aankondigen (Openbaring 8:1-13)

De bazuinen die de zeven Plagen aankondigen
(Openbaring 8:1-13)
“En toen Het het zevende zegel geopend had, werd er een stilzwijgen in den hemel, omtrent van een half uur. En ik zag de zeven engelen, die voor God stonden; en hun werden zeven bazuinen gegeven. En er kwam een andere engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerks gegeven, opdat hij het met de gebeden aller heiligen zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is. En de rook des reukwerks, met de gebeden der heiligen, ging op van de hand des engels voor God. En de engel nam het wierookvat, en vulde dat met het vuur des altaars, en wierp het op de aarde; en er geschiedden stemmen, en donderslagen, en bliksemen, en aardbeving. En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, bereidden zich om te bazuinen. En de eerste engel heeft gebazuind, en er is geworden hagel en vuur, gemengd met bloed, en zij zijn op de aarde geworpen; en het derde deel der bomen is verbrand, en al het groene gras is verbrand. En de tweede engel heeft gebazuind, en er werd iets als een grote berg, van vuur brandende, in de zee geworpen; en het derde deel der zee is bloed geworden. En het derde deel der schepselen in de zee, die leven hadden, is gestorven; en het derde deel der schepen is vergaan. En de derde engel heeft gebazuind, en er is een grote ster, brandende als een fakkel, gevallen uit den hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren, en op de fonteinen der wateren. En de naam der ster wordt genoemd Alsem; en het derde deel der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden. En de vierde engel heeft gebazuind, en het derde deel der zon werd geslagen, en het derde deel der maan, en het derde deel der sterren; opdat het derde deel derzelve zou verduisterd worden, en dat het derde deel van den dag niet zou lichten; en van den nacht desgelijks. En ik zag, en ik hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, zeggende met grote stem: Wee, wee, wee, dengenen, die op de aarde wonen, van de overige stemmen der bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen.”
 
 

Exegese

 
Openbaring 8 doet verslag van de plagen die God naar deze aarde zal brengen. Een van de meest cruciale vragen hier is of de heiligen bij degenen zullen zijn die onder deze plagen zullen lijden. De Bijbel vertelt ons dat de heiligen ook door de plagen van de zeven bazuinen zullen gaan. De heiligen zullen alle behalve de laatste van de zeven plagen doorstaan. Deze plagen van de zeven bazuinen die in dit hoofdstuk voorkomen, zijn de eigenlijke plagen die God naar deze aarde zal brengen. God zegt ons dat Hij de wereld zal straffen met de plagen die zullen beginnen met de klank van de engelen die bazuinen.
 
Vers 1: En toen Het het zevende zegel geopend had, werd er een stilzwijgen in den hemel, omtrent van een half uur.
Dit verwijst naar de kalmte net voor de toorn van God over de mensheid is uitgegoten. God zal de stilte een tijdje aanhouden voordat Hij Zijn verschrikkelijke plagen over de aarde strooit. Dit toont ons hoe verschrikkelijk en wreed Zijn plagen van de zeven bazuinen zullen zijn. Wanneer de mensheid voor God staat, nadat ze door deze plagen zijn gegaan, zullen zij die gered zijn het eeuwige leven ontvangen, maar degenen die dat niet zijn, zullen de eeuwige straf ontvangen. Aldus moeten we ons realiseren welk tijdperk dit is en ontwaken om het werk van de evangelisten te doen.
 
Vers 2: En ik zag de zeven engelen, die voor God stonden; en hun werden zeven bazuinen gegeven.
God gebruikte de zeven engelen om Zijn werken te doen. Maar laat ons niet vergeten dat in het huidige tijdperk, God werkt door de rechtschapenen die in het Woord van het evangelie van het water en de Geest geloven.
 
Vers 3: En er kwam een andere engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerks gegeven, opdat hij het met de gebeden aller heiligen zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is.
Dit toont ons dat God, die de gebeden heeft gehoord van de heiligen die deze temidden hun vervolging en tegenspoed door Satan en zijn volgers hebben geofferd, al Zijn plagen naar de aarde zal brengen. Het “gouden wierrookvat” verwijst hier naar de gebeden van alle heiligen, wat betekent dat wanneer hun gebeden aan God worden aangeboden, al Zijn werken vervuld zullen zijn. God werkt door het horen van de gebeden van de heiligen.
 
Vers 4: En de rook des reukwerks, met de gebeden der heiligen, ging op van de hand des engels voor God.
Dit toont hoeveel de Antichrist de heiligen op deze aarde heeft gekweld. Door de verdrukking op het einde der tijden, zullen de heiligen tot God bidden om de Antichrist te verdrijven, om de verdrukkingen gauw voorbij te laten gaan en hun moordenaars te tonen hoe hevig de toorn van God over hen is. De vers toont dat God dus alle gebeden van de heiligen zal ontvangen. God zal het oordeel van de Antichrist en zijn volgers met de plagen van de zeven bazuinen en de zeven fiolen beginnen wanneer hij deze gebeden van de heiligen heeft ontvangen. Gods oordeel van de Antichrist en zijn volgers is Zijn laatste antwoord op de gebeden van de heiligen.
 
Vers 5-6: En de engel nam het wierookvat, en vulde dat met het vuur des altaars, en wierp het op de aarde; en er geschiedden stemmen, en donderslagen, en bliksemen, en aardbeving. En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, bereidden zich om te bazuinen.
God maakt de plagen van de zeven bazuinen op deze aarde klaar. Daarom zal deze wereld niet ontsnappen aan stemmen, donderslagen, bliksems en aardbevingen.
 
Vers 7: En de eerste engel heeft gebazuind, en er is geworden hagel en vuur, gemengd met bloed, en zij zijn op de aarde geworpen; en het derde deel der bomen is verbrand, en al het groene gras is verbrand.
De eerste plaag is het verbranden van een derde van de aarde, waar een derde deel van de bomen en al het gras verbrand zal worden. Deze plaag zal op de bossen van deze wereld vallen.
Waarom zou God zo’n soort plaag naar beneden brengen? Omdat mensen, alhoewel ze de schoonheid van Gods schepping met hun eigen ogen hebben gezien, niet de Schepper als God hebben herkend en aanbeden, maar in plaats daarvan “de scheppingen eerder aanbidden en dienen dan de Schepper” (Romeinen 1:25). God brengt daarom de plagen van de zeven bazuinen naar degenen die geen dankzegging aan God geven maar zich in plaats daarvan tegen Hem verzetten.
 
Vers 8-9: En de tweede engel heeft gebazuind, en er werd iets als een grote berg, van vuur brandende, in de zee geworpen; en het derde deel der zee is bloed geworden. En het derde deel der schepselen in de zee, die leven hadden, is gestorven; en het derde deel der schepen is vergaan.
De plaag van de tweede bazuin is die van een vallende ster die op de aarde stort. Deze asteroïde zal in de zee vallen en een derde van de zee in bloed doen keren, een derde van alle levende wezens in de zee doden en een derde van de schepen verwoesten. Door de natuur die door God geschapen is, heeft de mensheid vele zegens ontvangen. Maar in plaats God voor de zegens van de natuur te danken, worden ze arrogant en keren zich tegen God. De tweede plaag straft hen voor deze zonde.
 
Vers 10: En de derde engel heeft gebazuind, en er is een grote ster, brandende als een fakkel, gevallen uit den hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren, en op de fonteinen der wateren.
Waarom stond God toe dat de asteroïde “op een derde van de rivieren en op de fonteinen der wateren” valt? Omdat de mensheid, alhoewel het leeft door de Heer die de gastheer van het leven is, Hem niet aanbidden en danken, maar in plaats daarvan deze Heer van het leven minachten.
 
Vers 11: En de naam der ster wordt genoemd Alsem; en het derde deel der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden.
Door deze plaag zal een derde van de rivieren en bronnen in alsem keren en velen zullen sterven doordat ze ervan drinken. Dit is de plaag van de straf voor de zondaars die God en de harten van de heiligen hebben gemarteld. God zal nooit aflaten om wraak te nemen op de zondaars voor al hun daden die ze tegen de rechtschapenen hebben begaan. Als de zondaars de rechtschapenen leed berokkenen, zal God hen oordelen. De derde plaag is nog een andere plaag van de natuur; het wordt gegeven voor de zonde van de mensen dat ze niet gehoorzamen het evangelie van het water en de Geest te geloven dat hen gegeven is door God. Het “Alsem” in de Bijbel verwijst naar het oordeel van degenen die God niet gehoorzamen en tegenwerken.
 
Vers 12: En de vierde engel heeft gebazuind, en het derde deel der zon werd geslagen, en het derde deel der maan, en het derde deel der sterren; opdat het derde deel derzelve zou verduisterd worden, en dat het derde deel van den dag niet zou lichten; en van den nacht desgelijks.
De vierde plaag is het verdonkeren van een derde van de zon, de maan en de sterren. Al deze tijd heeft de mensheid Satan en zijn liefde voor de duisternis gevolgd. Zij hielden dus niet van het licht dat scheen door de zaligheid die door het evangelie van het water en de Geest en welke door Jezus Christus was gegeven. Om hen daarom te leren hoe angstaanjagend en vervloekt een wereld van duisterheid werkelijk is, zal God hen deze plaag van de duisterheid geven. De plaag zal ook tonen hoe hevig de toorn van God is voor hun zonde van haat jegens Jezus Christus en hun liefde voor de duisterheid. Hierdoor zal een derde van de zon, de maan en de sterren van deze wereld hun licht verliezen en donker worden.
 
Vers 13: En ik zag, en ik hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, zeggende met grote stem: Wee, wee, wee, dengenen, die op de aarde wonen, van de overige stemmen der bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen.
Deze vers vertelt ons dat er nog drie verdere rampspoeden zullen komen naar degenen die op deze aarde wonen. Daarom zullen alle zondaars en degenen die tegen God zijn, verlost moeten worden van hun zonden door zo spoedig mogelijk in het evangelie van het water en de Geest te geloven.